Loading...
 

Job 9, 1-12.14-16

Job 9, 1-12.14-16: God is machtig

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 768-769)

Toen zei Job tegen Bildad:
‘Wat je zegt, is waar.
Voor God is niemand zonder fouten.
Iemand die met God een rechtszaak wil beginnen,
zal het niet winnen, nooit.
God is wijs en sterk.
Niemand kan tegen hem strijden,
niemand kan hem overwinnen.
God is machtig.
Als hij woedend is, laat hij de bergen schudden,
hij duwt ze zomaar omver.
Hij laat de aarde beven,
de aarde staat niet meer stevig vast.
Als God het wil, komt de zon niet meer op.
Als hij het zegt, geven de sterren geen licht meer.
God heeft de hemel gemaakt, hij alleen.
Hij heeft macht over de golven van de zee.
Hij heeft de sterren gemaakt,
alle sterren aan de hemel.
God doet wonderen, ontelbaar veel,
hij doet dingen die mensen niet begrijpen.
Als hij voorbijkomt, zie je hem niet.
Hij kan vlak bij je zijn zonder dat je het merkt.
Als hij iets wegneemt, houdt niemand hem tegen.
Als hij iets doet, kan niemand hem stoppen.

Tegen zo’n sterke God kan ik me niet verzetten,
ik zal toch altijd de verkeerde dingen zeggen.
Ik weet dat ik onschuldig ben,
maar ik kan me niet verdedigen.
God heeft me al veroordeeld,
ik kan alleen om medelijden vragen.
Als ik God roep en hij geeft me antwoord,
dan zal hij me toch geen gelijk geven.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Dit was het antwoord van Job:

Ja, ik weet het, je hebt gelijk,
tegenover God staat niemand in zijn recht.
Wanneer je God ter verantwoording wil roepen,
geeft Hij duizend kansen tegen een niet eens een antwoord.
God is zo wijs en zo sterk
dat niemand Hem ongestraft kan trotseren.
Bergen verzet Hij van plaats voor men het ziet,
in zijn woede stoot Hij ze omver.
Hij schudt de aarde: zodat ze trilt en wankelt op haar zuilen.
Als Hij de zon beveelt, komt ze niet meer op,
hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer.
Hij en Hij alleen spant het hemelgewelf,
legt de geweldige zee aan zijn voeten.
Hij schiep de Grote Beer en Orion, de Plejaden
en de sterren van het zuiden.
Hij brengt grote ondoorgrondelijke dingen tot stand,
de wonderen die Hij doet zijn ontelbaar.
Hij gaat me voorbij en ik zie Hem niet,
Hij glipt langs me heen en ik merk het niet eens.
Wanneer Hij rooft, wie zal het beletten?
Wie zal Hem zeggen: wat doe Je daar? (…)

Hoe kan ik dan tegen Hem in het krijt treden,
naar voren brengen wat ik wil?
Al sta ik in mijn recht, ik heb geen weerwoord,
ik kan mijn rechter slechts smeken om genade.
Maar Hij luistert niet eens naar mijn roepen,
al weet ik zeker dat Hij me hoort.



Stilstaan bij …

De aarde schudden
= de aarde doen beven.





Bij de tekst

Inhoud

Job voelt zich verpletterd door de almacht van God: tegenover de mens heeft God altijd het recht aan zijn kant.